From English-Dutch FreeDict Dictionary ver. 0.2:
tender /tendər/ 1. aanbesteding, gunning 2. liefelijk, zacht, zoet 3. aanbieden, indienen, presenteren, spelen, vertonen, voorstellen 4. inschrijving 5. aanbieding, aanbod 6. bieden, uitloven, voordragen, voorslaan 7. bod, voorslag, voorstel 8. zorgvuldig, zorgzaam