From English-Afrikaans FreeDict Dictionary ver. 0.1.3: give /ɡˈɪv/ 1. begiftig 2. gee, aangee 3. aanbied
give /ɡˈɪv/ 1. begiftig 2. gee, aangee 3. aanbied
From English-Afrikaans FreeDict Dictionary ver. 0.1.3: give /ɡˈɪv/ meld
give /ɡˈɪv/ meld
From English-Afrikaans FreeDict Dictionary ver. 0.1.3: give /ɡˈɪv/ aanbel, bel
give /ɡˈɪv/ aanbel, bel
From English-Afrikaans FreeDict Dictionary ver. 0.1.3: give /ɡˈɪv/ terugbesorg
give /ɡˈɪv/ terugbesorg
From English-Afrikaans FreeDict Dictionary ver. 0.1.3: give /ɡˈɪv/ afstaan, afstand doen van
give /ɡˈɪv/ afstaan, afstand doen van
From English-Afrikaans FreeDict Dictionary ver. 0.1.3: give /ɡˈɪv/ aandien, aankondig, aansê, adverteer, annonseer, meld
give /ɡˈɪv/ aandien, aankondig, aansê, adverteer, annonseer, meld
From English-Afrikaans FreeDict Dictionary ver. 0.1.3: give /ɡˈɪv/ bedroewe, bedroef
give /ɡˈɪv/ bedroewe, bedroef
From English-Afrikaans FreeDict Dictionary ver. 0.1.3: give /ɡˈɪv/ aandoen, berokken, veroorsaak
give /ɡˈɪv/ aandoen, berokken, veroorsaak
From English-Afrikaans FreeDict Dictionary ver. 0.1.3: give /ɡˈɪv/ 1. afstaan, afstand doen van 2. afsien
give /ɡˈɪv/ 1. afstaan, afstand doen van 2. afsien
From English-Afrikaans FreeDict Dictionary ver. 0.1.3: give /ɡˈɪv/ ontlok, uithaal
give /ɡˈɪv/ ontlok, uithaal